De invoering van een nieuw stelsel voor het belasten van vermogen loopt waarschijnlijk opnieuw een jaar vertraging op. De huidige geplande invoeringsdatum van 1 januari 2026 voor de vernieuwde heffing in box 3 is praktisch niet haalbaar. Dat zegt staatssecretaris Marnix van Rij (Fiscaliteit, CDA) in een interview met NRC.
De Tweede Kamer debatteert begin mei over het onderwerp. “Om heel eerlijk te zijn: als het wetsvoorstel er deze zomer ligt, en we willen ook nog een internetconsultatie doen, en als je daarna anderhalf jaar uittrekt voor het wetgevingstraject, dan wordt het wel heel ingewikkeld om 1 januari 2026 te halen”, zegt Van Rij tegen NRC. “Want je hebt ook nog anderhalf jaar nodig voor de implementatie.”
Volgens dat schema kan de nieuwe heffing op z’n vroegst per 2027 worden ingevoerd. Het nieuwe stelsel is noodzakelijk sinds de Hoge Raad eind 2021 een streep zette door de bestaande rendementsheffing, die grotendeels gebaseerd was op een fictief rendement. Met de nieuwe wetgeving moet juist het werkelijke rendement op spaargeld en beleggingen worden belast.
De oorzaken van het hernieuwde uitstel liggen deels in de vertraging van de modernisering van de nodige ict-systemen. Volgens Van Rij speelt ook mee dat tijdens de formatie van het huidige kabinet-Rutte niet goed is nagedacht over wat het nieuwe stelsel inhoudt.
Verder is voor de nieuwe wetgeving ‘breed draagvlak’ nodig, stelt Van Rij in de krant. “Je gaat een nieuw stelsel voor het belasten van vermogens er niet doorheen drukken.” Het vorige uitstel met een jaar kostte de schatkist al 385 miljoen euro. Of nieuw uitstel een vergelijkbare kostenpost oplevert, is volgens het ministerie van Financiën nog niet te zeggen, omdat de Kamer nog een definitief besluit over de planning moet nemen.