De afgelopen jaren zijn er verschillende rechtszaken in het nieuws geweest tussen vakbonden en bedrijven zoals Uber, Deliveroo, Temper en Helpling. Deze rechtszaken draaiden allemaal om de vraag of de mensen die voor deze organisaties als bezorgers, chauffeurs of inzetkrachten werken, eigenlijk als werknemers in dienst zijn (en er dus sprake is van schijnzelfstandigheid), of dat ze worden beschouwd als “zelfstandige ondernemers”. Wanneer deze personen als zelfstandigen worden beschouwd, hebben ze minder wettelijke bescherming. Ze bouwen geen automatisch pensioen op, krijgen geen salaris als ze ziek zijn en hebben geen recht op arbeidsongeschiktheidsverzekering.

De positie in het geval van zelfstandigheid is dus veel onzekerder dan die van een uitzendkracht of een reguliere werknemer. Aan de andere kant hebben zelfstandigen de vrijheid om te bepalen wanneer ze werken, op welke manier ze dat doen, tegen welk tarief, en of ze het werk zelf uitvoeren of uitbesteden. Helaas wordt vaak beweerd dat veel van deze bedrijven schijnzelfstandigen in dienst hebben. Schijnzelfstandigen zijn eigenlijk werknemers die als “zelfstandige” worden aangeworven, maar in werkelijkheid werken ze onder het gezag van een werkgever op een manier die vergelijkbaar is met een arbeidsovereenkomst of uitzendcontract. In deze situatie neemt de persoon in kwestie een opdracht aan als ondernemer (ofwel: zelfstandige) maar is deze persoon juridisch beschouwd in loondienst; er is dus eigenlijk sprake van een soort verkapt loondienst.

Op deze manier proberen veel bedrijven kosten te besparen op arbeid, omdat ze voor zelfstandigen bijvoorbeeld geen loonbelasting of sociale verzekeringspremies hoeven af te dragen. In dit blog bespreken we de recente uitspraak van de Hoge Raad in de zaak FNV/Deliveroo, die meer duidelijkheid schept over de vraag of iemand als zelfstandige of als werknemer in loondienst moet worden beschouwd.

Het arrest FNV/ Deliveroo

Deliveroo exploiteerde in Nederland een digitaal platform waarop maaltijden bij restaurants konden worden besteld en betaald, waarna de maaltijden werden bezorgd bij klanten. Bezorgers werkten oorspronkelijk op basis van een arbeidsovereenkomst, maar later schakelde Deliveroo over op een opdrachtovereenkomst. Bezorgers konden inloggen in een app om bestellingen te ontvangen en werden per afgeleverde bestelling betaald.

In de langlopende juridische strijd tussen FNV en Deliveroo stelde FNV de vraag of de bezorgers als werknemers in dienst waren op basis van de Nederlandse arbeidswetgeving. Zowel de rechtbank als het hof in Amsterdam oordeelden dat de bezorgers als werknemers moesten worden beschouwd, omdat aan alle wettelijke criteria voor een arbeidsovereenkomst (arbeid, gezag en loon) was voldaan. In cassatie beweerde Deliveroo dat de vrijheid van bezorgers om zich te laten vervangen en opdrachten te weigeren niet samenging met een arbeidsovereenkomst.

De Hoge Raad deed op 24 maart 2023 uitspraak en herhaalde de tweetrapsraket die zij eerder had geformuleerd om te bepalen of er sprake is van een arbeidsovereenkomst. Hierbij is van belang dat:

  1. i) door uitleg aan de hand van de Haviltex-criteria wordt vastgesteld welke rechten en plichten de partijen zijn overeengekomen en
  2. ii) er wordt bepaald of deze rechten en plichten voldoen aan de wettelijke omschrijving van de arbeidsovereenkomst.

Wanneer dit het geval is moet de overeenkomst worden aangemerkt als zodanig.

 

De tweetrapsraket van de Hoge Raad uitgelegd

De Hoge Raad heeft dus een tweetrapsraket toegepast in de bepaling of er sprake is van een arbeidsovereenkomst. De bepaling hiervan kan uit elkaar worden gezet in de volgende stappen:

Stap 1: bepaal aan de hand van de Haviletex-maatstaf welke rechten en plichten partijen zijn overeengekomen.

De Haviltex-maatstaf is een juridisch principe in Nederland dat wordt gebruikt om contracten te interpreteren. Het betekent dat bij het uitleggen van een overeenkomst niet alleen naar de woorden wordt gekeken, maar ook naar wat de partijen daadwerkelijk bedoelden toen ze de overeenkomst sloten. Het doel is om een eerlijke en redelijke uitleg te geven die overeenkomt met de intentie van de partijen. Het houdt rekening met de context en omstandigheden rondom het contract. Aan de hand van dit principe moet dus nagegaan worden wat de partijen hebben afgesproken, en wat zij daadwerkelijk af wilden spreken. Er moet dus niet alleen kijken naar de letter van de overeenkomst, maar ook naar de onderliggende intenties van de partijen.

Stap 2: ga na of de afgesproken rechten en plichten overeenkomen met wat er in het wetboek wordt aangemerkt als een arbeidsovereenkomst (Burgerlijk Wetboek 7 titel 10)

In het arrest in FNV/Deliveroo geeft de Hoge Raad een aantal handvaten gegeven om te bepalen of de overeenkomst eigenlijk aan te merken is als een arbeidsovereenkomst. Dit hangt af van alle omstandigheden van het dienstverband en hierbij kan het volgende van belang zijn:

De aard en duur van de werkzaamheden;

De wijze waarop de werkzaamheden en de werktijden worden bepaald;

De inbedding van het werk en degene die de werkzaamheden verricht in de organisatie en de bedrijfsvoering van degene voor wie de werkzaamheden worden verricht;

Het al dan niet bestaan van een verplichting het werk persoonlijk uit te voeren;

De wijze waarop de contractuele regeling van de verhouding van partijen is tot stand gekomen;

De wijze waarop de beloning wordt bepaald en waarop deze wordt uitgekeerd;

De hoogte van deze beloningen, en de vraag of degene die de werkzaamheden verricht daarbij commercieel risico loopt;

Of degene die de werkzaamheden verricht zich in het economisch verkeer als ondernemer gedraagt of kan gedragen, bijvoorbeeld bij het verwerven van een reputatie, bij acquisitie, wat betreft fiscale behandeling, en gelet op het aantal opdrachtgevers voor wie hij werkt of heeft gewerkt en de duur waarvoor hij zich doorgaans aan een bepaalde opdrachtgever verbindt.

Het oordeel van de Hoge Raad in de zaak FNV/Deliveroo

De Hoge Raad past het eerder beschreven beoordelingskader toe om te bepalen of het eerdere oordeel van het hof, waarin werd geconcludeerd dat er sprake was van een arbeidsovereenkomst, juist was. De Hoge Raad komt tot de conclusie dat het hof in dit geval correct heeft vastgesteld dat er sprake was van een arbeidsovereenkomst.

Dit komt doordat, volgens de Hoge Raad, het feit dat de bezorgers de vrijheid hadden om opdrachten al dan niet te accepteren en zich te laten vervangen, op zichzelf niet in tegenspraak is met het bestaan van een arbeidsovereenkomst. Dit moet worden bekeken in het bredere perspectief van alle relevante omstandigheden. In dit geval waren er andere factoren en omstandigheden die aangaven dat de relatie tussen Deliveroo en de bezorgers wel degelijk als een arbeidsovereenkomst moest worden gekwalificeerd.

Als gevolg hiervan worden de bezwaren of klachten van Deliveroo tegen de eerdere uitspraken van de rechtbank en het hof verworpen. Met andere woorden, de Hoge Raad bevestigt dat de bezorgers van Deliveroo inderdaad als werknemers moeten worden beschouwd onder de Nederlandse arbeidswetgeving.