Inkomstenbelasting en toeslagen

Verhoging arbeidskorting
Een van de maatregelen uit het koopkrachtpakket is het verhogen van de arbeidskorting. De maximale arbeidskorting wordt 5.553 euro.

Verlaging MKB-winstvrijstelling
De MKB-winstvrijstelling wordt verlaagd van 14 procent naar 12,7 procent. Deze verlaging van de winst die vrijgesteld is van belasting zorgt ervoor dat het MKB effectief meer belasting verschuldigd zal zijn.

Afbouw zelfstandigenaftrek*
De zelfstandigenaftrek wordt verder afgebouwd en gaat van 5.030 euro in 2023 naar uiteindelijk 900 euro in 2027. In 2024 bedraagt de aftrek 3.750 euro.

Wijziging lucratiefbelangregeling na arrest Hoge Raad
In bepaalde gevallen worden belangen van management in de onderneming waar ze werken fiscaal beschouwd als een zogenoemd lucratief belang. Op basis van een Hoge Raad arrest eerder dit jaar leken sommige aandeelhoudersleningen uitgesloten van de beoordeling of sprake was van een lucratief belang. Voorgesteld wordt nu om voor de beoordeling of sprake is van een lucratief belang naast agio en informeel kapitaal, ook rekening te houden met (aandeelhouders-)leningen die bijdragen aan de beloning voor werkzaamheden. Dergelijke leningen worden namelijk voor de toepassing van de lucratiefbelangregeling tot het aandelenkapitaal van de vennootschap gerekend. Deze wijziging wordt met terugwerkende kracht tot 1 april 2023 voorgesteld.

Afschrijvingsbeperking gebouwen in eigen gebruik tot 100 procent WOZ-waarde
Voor ondernemers in de inkomstenbelasting wordt de bodemwaarde voor afschrijvingen van gebouwen in eigen gebruik gesteld op 100 procent van de WOZ-waarde. Dit was 50 procent. Deze 100 procent gold al voor ondernemingen in de vennootschapsbelasting.

Box 2: twee schijven 24,5 procent en 31 procent*
Het huidige box 2-tarief bedraagt 26,9 procent. Per 2024 krijgt box 2 twee schijven. De eerste schijf belast tot 67.000 euro aan box 2-inkomsten per persoon tegen een tarief van 24,5 procent en voor de tweede schijf geldt een tarief van 31 procent over het meerdere.

Giften door vennootschap niet langer een uitdeling aan aandeelhouder
De gift van een vennootschap aan een ANBI wordt niet meer aangemerkt als een uitdeling aan en een schenking door de aanmerkelijkbelanghouder van die vennootschap. Tegelijkertijd wordt giftenaftrek in de vennootschapsbelasting afgeschaft.’.

Beperking vbi-regime
Per 1 januari 2025 wordt het regime voor vrijgestelde beleggingsinstellingen (vbi) beperkt tot bepaalde instellingen in het kader van de Wet Financieel Toezicht. Entiteiten die uitsluitend het privévermogen van deelnemers, waaronder het vermogen van één familie, beleggen zullen in beginsel geen gebruik meer kunnen maken van het vbi-regime’.

Verhoging tarief box 3 in 2024 en niet indexering heffingvrij vermogen
De verhoging van het box 3-tarief van 32 procent naar 34 procent wordt vervroegd doorgevoerd per 1 januari 2024, in plaats van per 2025 zoals in het Belastingplan 2023 stond. Daarnaast wordt het heffingvrije vermogen in box 3 niet geïndexeerd per 1 januari 2024.

VvE-aandeel en derdenrekening in box 3 als banktegoeden
Het aandeel in het vermogen van een VvE of vermogen op een derdengeldenrekening van een notaris of gerechtsdeurwaarder wordt met terugwerkende kracht tot en met 1 januari 2023 onder de categorie banktegoeden gebracht. Deze categorie past beter bij deze vermogensbestanddelen. Dit betekent dat hierop het lagere forfaitaire rendement voor banktegoeden wordt berekend.

Defiscaliseren onderlinge vorderingen en schulden box 3
Vorderingen en schulden tussen fiscale partners – bijvoorbeeld in het kader van een jaarlijks verrekenbeding in de huwelijkse voorwaarden – en tussen ouder en minderjarige kinderen worden met terugwerkende kracht vanaf 1 januari 2023 gedefiscaliseerd. Deze vorderingen en schulden hoeven niet meer in de aangifte inkomstenbelasting te worden vermeld.

Uitstel nieuw box 3 stelsel van 2026 naar 2027*
Het invoeren van het stelsel in box 3 op basis van werkelijk rendement wordt uitgesteld van 2026 naar 2027. Een conceptwetsvoorstel voor het box 3-systeem vanaf 2027 is in consultatie gebracht en gaat als hoofdregel uit van heffing over werkelijke rendementen met een vermogensaanwassysteem (elk jaar direct heffen over de waardestijging). Als uitzondering daarop zou voor onroerende zaken en voor aandelen in familiebedrijven en startende (innovatieve) ondernemingen een vermogenswinstbelasting gelden (afrekenen nadat de winst is verzilverd). Voor de eerste woning in box 3, waarbij hoofdzakelijk sprake is van eigen gebruik, geldt een forfaitair rendement’.

Wijziging transparantieregels fgr
Per 1 januari 2025 wijzigen de voorwaarden waaronder een fonds als zelfstandig vennootschapsbelastingplichtig (non-transparant) fonds voor gemene rekening (fgr) kwalificeert. Een fonds kwalificeert als fgr wanneer:

  1. het fonds kan worden aangemerkt als een beleggingsfonds of fonds voor collectieve belegging in effecten als bedoeld in artikel 1:1 Wft; én
  2. er sprake is van verhandelbare bewijzen van deelgerechtigdheid.

Een niet kwalificerend fonds is fiscaal transparant en de vermogensbestanddelen worden daarbij toegerekend aan de belegger en rechtstreeks bij de participanten belast met inkomstenbelasting of vennootschapsbelasting. ’.

Toerekening voor maatschap, vof, cv, fgr en vergelijkbare buitenlandse lichamen
Voor de inkomsten- en vennootschapsbelasting worden de bezittingen en schulden, alsmede de opbrengsten en uitgaven/kosten van een maatschap, vennootschap onder firma, commanditaire vennootschap en een transparant fonds toegerekend aan de participanten daarvan. Deze toerekening wordt toegepast naar verhouding van ieders gerechtigdheid in het betreffende lichaam. Als gevolg daarvan worden de separate vermogensbestanddelen in beginsel bij de betreffende participanten in box 3 belast.

Reparatie in eigenwoningregeling bij gezamenlijke aankoop voor partners met een eigenwoningverleden
Bij een gezamenlijke aankoop en financiering van een nieuwe eigen woning door partners met een eigenwoningverleden werd in een bepaalde situatie een deel van de hypotheekrente onbedoeld in aftrek beperkt. Dat kon gebeuren bij gezamenlijke koop van een nieuwe woning gevolgd door verkoop van de (voormalige) eigen woning van een van de partners. Deze ongewenste uitkomst wordt met terugwerkende kracht tot en met 1 januari 2022 opgelost.

Reparatie conserverende aanslagen excessief lenen
Een ongewenste uitkomst van de wet Excessief lenen bij de eigen vennootschap wordt gerepareerd. Dit ziet op de situatie dat de conserverende aanslag – onbedoeld – wordt ingevorderd indien de belastingplichtige na emigratie excessief leent van een nieuwe, in het buitenland gevestigde vennootschap.

Verruiming herinvesteringsreserve bij staking als gevolg van overheidsingrijpen
Het gebruik van de herinvesteringsreserve bij gedeeltelijke staking als gevolg van overheidsingrijpen wordt toegankelijker. Dit kan zich onder meer voordoen bij agrariërs die deelnemen aan de landelijke beëindigingsregeling. Een herinvesteringsreserve gevormd in een gestaakte onderneming kan dan worden aangewend voor herinvesteringen in een nieuwe activiteit.

Wijziging bedragen kindgebonden budget
De (maximum)bedragen van het kindgebonden budget worden op een zestal punten aangepast, met als voornaamste doel het bevorderen van de positie van gezinnen met veel kinderen en gezinnen met oudere kinderen. Een van de wijzigingen is het verlagen van de inkomensdrempel voor ouderparen met 11.111 euro per jaar.

Huurtoeslag
Het kabinet voert de in het coalitieakkoord voorgenomen hervorming van de huurtoeslag in aangepaste vorm door. De eerder aangekondigde genormeerde huren worden niet doorgevoerd. De vermindering van de eigen bijdrage (basishuur) gaat van een verlaging met 34,67 euro per maand in 2024, stapsgewijs naar een structurele verlaging met 31,79 euro per maand vanaf 2029.

Taxatierapport of factuur verplicht bij giften in natura*
Voor giften in natura voor bedragen van meer dan tienduizend euro per kalenderjaar per belastingplichtige is een onafhankelijke taxatie of een recente factuur verplicht om in aanmerking te komen voor de giftenaftrek. De grens van meer dan tienduizend euro geldt afzonderlijk voor gewone giften in natura en voor periodieke giften in natura. Bij periodieke giften in natura is de maatregel van toepassing als de verplichting bij notariële of onderhandse akte op of na 1 januari 2024 wordt aangegaan.

Aanpassing vereisten schenkingsakte bij vervallen anbi-status en faillissement anbi*
Zodra een instelling haar anbi-status verliest, kan een donateur de periodieke giften aan die instelling vanaf dat tijdstip niet meer in aftrek brengen, ook al heeft de donateur zich ertoe verbonden om die periodieke giften te blijven doen. Ter bescherming van de donateur krijgt de donateur de keuzemogelijkheid de periodieke gift aan een anbi te kunnen beëindigen bij verlies van de anbi-status en bij faillissement van de anbi. Dit is anders als de donateur in overwegende mate invloed heeft op de instelling en haar omstandigheden, zoals bij de ‘eigen’ anbi.

Bescherming donateur in schenkingsakte bij arbeidsongeschiktheid of werkloosheid*
Op grond van een beleidsbesluit mag de schenkingsovereenkomst de mogelijkheid bieden tot beëindiging van de nog niet vervallen termijnen van de periodieke gift binnen de periode van vijf jaren als de donateur arbeidsongeschikt of werkloos raakt. Dit is anders als de schenker in overwegende mate invloed heeft op die omstandigheden. Deze beëindiging ziet op de nog niet vervallen termijnen van de periodieke gift binnen de periode van vijf jaren. Dit wordt nu vastgelegd in de wet.

Afschaffing betalingskorting bij voorlopige aanslagen inkomstenbelasting
De betalingskorting voor het in één keer in zijn geheel betalen van bepaalde voorlopige aanslagen inkomstenbelasting, wordt afgeschaft. Al sinds 1 januari 2023 was de betalingskorting bij voorlopige aanslagen vennootschapsbelasting afgeschaft.

 

 

Vennootschapsbelasting

Wet fiscaal kwalificatiebeleid rechtsvormen
De fiscale kwalificatie van buitenlandse rechtsvormen vindt nu plaats aan de hand van een Besluit. Dit besluit wordt nu vervangen door een wet in formele zin; de Wet fiscaal kwalificatiebeleid rechtsvormen. Inhoudelijk wijzigt een aantal zaken. De nieuwe wet moet in werking treden vanaf 1 januari 2025.

De kwalificatie van buitenlandse rechtsvormen die vergelijkbaar zijn met Nederlandse entiteiten blijft plaatsvinden aan de hand van de rechtsvormvergelijkingsmethode. Voor buitenlandse rechstvormen die niet vergelijkbaar zijn met Nederlandse entiteiten worden twee aanvullende methoden geïntroduceerd; de ‘symmetrische methode’ en de ‘vaste methode’.

Daarnaast bepaalt dit wetsvoorstel dat het verschil vervalt tussen open (= niet-transparante) en besloten (= transparante) CV’s. Voorgesteld wordt dat alle CV’s voortaan transparant zijn; daarmee wordt op indirecte wijze het doel van het wetsvoorstel bereikt; namelijk om het aantal hybride mismatches in een internationale context te verminderen.

De overgang van een niet-transparante naar een transparante CV wordt aangemerkt als een fictieve overdracht en staking. Voor de gevolgen daarvan worden vier overgangsmaatregelen voorgesteld: (i) doorschuiffaciliteit, (ii) aandelenfusiefaciliteit, (iii) doorschuiffaciliteit bij tbs-situaties en (iv) uitstel van betaling.

Versterking aanpak dividendstripping
De term “dividendstripping” omvat zowel fraude (waarbij dividendbelasting dubbel wordt teruggevraagd of verrekend), als belastingplanning (waarbij dividendbelasting wordt teruggevraagd of verrekend door een partij die economisch gezien geen belang heeft bij het dividend zelf). Fraude is nu al verboden, maar de mogelijkheid tot belastingplanning vindt men eveneens onwenselijk.

Daarom wordt de aanpak van dividendstripping versterkt. Tegemoetkomingen in de dividendbelasting (verrekening, teruggaaf, vermindering) gelden voor dividendontvangers die tevens uiteindelijk gerechtigde tot het dividend zijn. Het wetsvoorstel legt de bewijslast bij de dividendontvanger. Bij dividendbelastingbedragen tot 1.000 euro per jaar blijft de bewijslast bij de inspecteur berusten (doelmatigheidsmarge). Voor beursgenoteerde aandelen wordt de registratiedatum uit het Verzamelbesluit Dividendbelasting wettelijk vastgelegd.

Pijler 2
Het Wetsvoorstel Wet minimumbelasting 2024, ook wel Pijler 2 genoemd, voorziet in een minimum effectief belastingtarief van 15 procent per jurisdictie voor grote internationale ondernemingen (jaaromzet meer dan 750 miljoen euro). Op 11 september 2023 is de Nota n.a.v. Verslag bij dit wetsvoorstel verschenen. Daarin beantwoordt de staatssecretaris van Financiën de vragen van de diverse Kamerfracties. De nota behandelt een aantal interessante aspecten, waaronder de samenloop tussen Pijler 2 en de vennootschapsbelasting, en de verenigbaarheid van het wetsvoorstel met belastingverdragen..

Aanpassingen fbi-regime
Vanaf 1 januari 2025 mogen fiscale beleggingsinstellingen (fbi’s) niet langer rechtstreeks beleggen in Nederlands onroerend goed. Anders dan was opgenomen in de internetconsultatie, blijft het op basis van het huidige wetsvoorstel nog steeds mogelijk dat een fbi zich bezighoudt met het besturen van een met de fbi verbonden vastgoedlichaam. De zogenoemde financieringseis wordt niet aangepast; de financiering met vreemd vermogen mag niet hoger zijn dan 60 procent van de boekwaarde van het vastgoed. Dit blijft dus gelden voor de financiering van bijvoorbeeld directe beleggingen in buitenlands vastgoed. Voor andere beleggingen geldt dat de financiering met vreemd vermogen is beperkt tot ten hoogste 20 procent van de boekwaarde van die beleggingen.

Wijziging transparantieregels fgr
Per 1 januari 2025 wijzigen de voorwaarden waaronder een fonds als zelfstandig vennootschapsbelastingplichtig (non-transparant) fonds voor gemene rekening (fgr) kwalificeert. Een fonds kwalificeert als fgr wanneer:

  1. het fonds kan worden aangemerkt als een beleggingsfonds of fonds voor collectieve belegging in effecten als bedoeld in artikel 1:1 Wft; én
  2. er sprake is van verhandelbare bewijzen van deelgerechtigdheid.

Een niet kwalificerend fonds is fiscaal transparant en de vermogensbestanddelen worden daarbij toegerekend aan de belegger en rechtstreeks bij de participanten belast met inkomstenbelasting of vennootschapsbelasting.

Conditionele bronbelasting voor dividenden*
In navolging van de conditionele bronbelasting op rente en royalty’s die op 1 januari 2021 is ingevoerd, wordt per 1 januari 2024 eenzelfde bronbelasting voor dividenden ingevoerd. Met deze wet hebben de Tweede Kamer en de Eerste Kamer al eerder ingestemd.

Op basis van de Wet invoering conditionele bronbelasting op dividenden wordt een conditionele (c.q. additionele) bronbelasting geheven op:

  1. dividendbetalingen naar laagbelaste jurisdicties (i.c. jurisdicties met een statutaire winstbelasting lager dan 9 procent),
  2. dividendbetalingen naar jurisdicties die op de EU-lijst van non-coöperatieve landen staan, en
  3. dividendbetalingen aan hybride entiteiten en bij kunstmatige structuren die zijn bedoeld om Nederlandse bronbelasting op dividenden te ontwijken (i.c. misbruik situaties).

Aanpassing minimumkapitaalregels
De minimumkapitaalregel in de vennootschapsbelasting (die alleen voor banken en verzekeraars geldt) werkt onevenwichtig uit ten aanzien van interne treasury activiteiten. Deze onevenwichtigheid wordt aangepast door de minimumkapitaalregel zodanig aan te passen dat rentelasten op schulden aan groepslichamen voortaan onder voorwaarden niet in aftrek worden beperkt. Tegelijkertijd wordt het percentage van de minimumkapitaalregel verhoogd van 9 procent naar 10,6 procent.

EIA, milieu-investeringsaftrek (MIA) en willekeurige afschrijving milieu-investeringen (VAMIL) verlengd
De EIA, MIA en VAMIL worden verlengd tot 1 januari 2029. Zonder deze verlenging zouden deze maatregelen per 1 januari 2024 stoppen.

Aftrekpercentage EIA structureel verlaagd
Vanaf 2024 wordt het aftrekpercentage van de energie-investeringsaftrek (EIA) structureel verlaagd van 45,5 procent naar 40 procent.

Wijziging lucratiefbelangregeling na arrest Hoge Raad
In bepaalde gevallen worden belangen van management in de onderneming waar ze werken fiscaal beschouwd als een zogenoemd lucratief belang. Op basis van een Hoge Raad arrest eerder dit jaar leken sommige aandeelhoudersleningen uitgesloten van de beoordeling of sprake was van een lucratief belang. Voorgesteld wordt nu om voor de beoordeling of sprake is van een lucratief belang naast agio en informeel kapitaal, ook rekening te houden met (aandeelhouders-)leningen die bijdragen aan de beloning voor werkzaamheden. Dergelijke leningen worden namelijk voor de toepassing van de lucratiefbelangregeling tot het aandelenkapitaal van de vennootschap gerekend. Deze wijziging wordt met terugwerkende kracht tot 1 april 2023 voorgesteld.

Afschaffing aftrek giften door vennootschap
De giftenaftrek in de vennootschapsbelasting komt geheel te vervallen. Dit hangt samen met het voorstel dat giften door een vennootschap aan een ANBI niet meer als uitdeling aan de aanmerkelijkbelanghouder worden aangemerkt. Ook hoeft dan geen dividendbelasting te worden ingehouden, omdat de uitdeling niet als opbrengst van de aanmerkelijkbelanghouder wordt aangemerkt voor de dividendbelasting.

Tegengaan opknippen vastgoedvennootschappen vanwege renteaftrek
Geen onderdeel van het Belastingplan maar wel aangekondigd is een maatregel voor 2025 die het opknippen van vennootschappen met voornamelijk vastgoed moet tegengaan. Door een vennootschap op te knippen in meerdere kleinere vennootschappen kan worden bereikt dat een groter bedrag aan rente aftrekbaar wordt onder de earningsstrippingmaatregel (ook wel EBITDA maatregel). Dan kan de franchise van 1 miljoen euro namelijk vaker worden toegepast. Voorgesteld wordt bij vastgoedlichamen met (aan derden) verhuurd vastgoed de drempel van 1 miljoen euro helemaal buiten toepassing te laten.

 

Loonbelasting

Reiskostenvergoeding
Per 2024 wordt de onbelaste reiskostenvergoeding verhoogd van 21 cent naar 23 cent per kilometer. Dat is één cent hoger dan vorig jaar was aangekondigd in het Belastingplan 2023.

Vereenvoudigen vrijstelling OV-abonnement
De huidige twee regelingen voor het onbelast verstrekken van OV-abonnementen door werkgevers worden vervangen door één vrijstelling. Deze vrijstelling leidt ertoe dat bij elke OV-kaart die wordt aangeboden geen belasting verschuldigd is, mits de werknemer de OV-kaart ook voor zakelijke reizen gebruikt.

Loonkostenvoordelen doelgroep ouderen nog niet afgeschaft
Het loonkostenvoordeel (LKV) voor ouderen zou per 2026 worden afgeschaft. Dat was aangegeven in de Voorjaarsnota, maar is niet terug te vinden in het Belastingplan 2024, mogelijk volgt dit in een later Belastingplan.

Verruiming werkkostenregeling vervalt
De vrije ruimte van de werkkostenregeling (WKR) is in 2023 eenmalig verruimd naar 3 procent over de eerste 400.000 euro. Vanaf 2024 vervalt deze verhoging en geldt daarvoor een percentage van 1,92. Voor het restant van de loonsom blijft de WKR 1,18 procent.

30%-regeling: beperking loon tot ‘Balkenende-norm’*
Per 1 januari 2024 kan de 30%-regeling worden toegepast tot maximaal de WNT-norm (2024: 233.000 euro). Voor expats die in 2022 al gebruikmaken van de 30%-regeling, geldt dat de aftopping pas per 1 januari 2026 in werking treedt.

 

Bedrijfsopvolging

Verhuurd vastgoed voor BOR en DSR als beleggingsvermogen aangemerkt
Onroerende zaken, voor zover die niet in de eigen onderneming worden gebruikt, worden als beleggingsvermogen aangemerkt voor de doorschuifregelingen in de inkomstenbelasting (DSR) en de bedrijfsopvolgingsregeling in de schenk- en erfbelasting (BOR). Ook onroerende zaken die op het moment van schenken of vererven niet worden verhuurd aan derden, maar wel daarvoor zijn bestemd, vallen onder deze maatregel.

Afschaffing dienstbetrekkingseis in de DSR
De dienstbetrekkingseis in de DSR wordt per 2025 afgeschaft. De dienstbetrekkingseis houdt in dat bij schenking van een aanmerkelijk belang of een IB-onderneming de DSR alleen geldt indien de bedrijfsopvolger al ten minste 36 maanden in dienstbetrekking is bij de onderneming.

Invoering minimumleeftijd bij schenking voor BOR en DSR
Per 2025 wordt bij schenkingen een minimumleeftijd van 21 jaar voor de bedrijfsopvolger geïntroduceerd. De minimumleeftijd geldt voor zowel de BOR als de DSR. Deze eis zal niet gelden bij vererving.

Afschaffing 5%-doelmatigheidsmarge in de BOR en DSR
De 5%-doelmatigheidsmarge in de BOR wordt per 1 januari 2025 afgeschaft; de datum van afschaffing van deze marge in de DSR wordt later bekendgemaakt. De 5%-doelmatigheidsmarge houdt in dat aanwezig beleggingsvermogen ter grootte van 5 procent van het ondernemingsvermogen, toch kwalificeert voor de BOR en DSR.

 

Kwalificatie keuzevermogen als ondernemingsvermogen in de BOR en DSR
Bedrijfsmiddelen die niet alleen in de onderneming worden gebruikt, kwalificeren per 2025 slechts als ondernemingsvermogen voor zover ze daadwerkelijk binnen de onderneming worden gebruikt. Dit gaat gelden voor bedrijfsmiddelen met een waarde in het economisch verkeer van minimaal 100.000 euro.

Verlaging BOR-vrijstellingspercentage
De BOR-vrijstelling wordt per 2025 100 procent van de going concernwaarde van de onderneming tot 1,5 miljoen euro en 70 procent over het meerdere aan ondernemingsvermogen. Op dit moment is dat een 100-procent-vrijstelling voor een going concernwaarde van de onderneming tot 1.205.871 euro en 83 procent over het meerdere aan ondernemingsvermogen.

BOR en DSR alleen voor reguliere 5%-aandelenbelangen
De toepassing van de BOR en DSR wordt per 2026 beperkt tot aandelen met een minimaal belang van vijf procent die volledig meedelen in de winst en de liquidatieopbrengst (reguliere aandelen). Het kabinet verwacht dat deze maatregel zal leiden tot vereenvoudiging van de uitvoering van de faciliteiten en tot minder constructies. De faciliteiten blijven wel gelden voor preferente aandelen die in het kader van een gefaseerde bedrijfsopvolging zijn uitgegeven en de huidige verwateringsregeling blijft ook bestaan. Deze maatregel komt naar verwachting in het Belastingplan 2025.

Versoepeling van de bezits- en voortzettingseis BOR
De bezits- en voortzettingseis voor de BOR worden per 2026 versoepeld, omdat deze in bepaalde situaties op gespannen voet kunnen staan met de bedrijfseconomische dynamiek, zoals wijziging in de activiteiten of herstructurering (o.a. tegen de marktwaarde inbrengen van de onderneming in een bv). Het kabinet onderzoekt momenteel tevens de vormgeving van een verkorting van de vijfjaarstermijn. Deze maatregelen komen naar verwachting in het Belastingplan 2025.

Aanpak oneigenlijk gebruik BOR
Oneigenlijk gebruik wordt per 2026 aangepakt. De wetgever denkt daarbij aan het in het zicht van overlijden omzetten van grote vermogens in ondernemingsvermogen, zonder reële bedrijfsoverdracht (rollatorinvesteringen). Mogelijk wordt dit tegengegaan door een langere bezits- en voortzettingstermijn vanaf hoge leeftijd en een antimisbruikbepaling. Ook wordt de ‘dubbel-BOR-constructie’ onwenselijk geacht. In een dergelijke constructie vindt schenking van een onderneming plaats met toepassing van de BOR, waarna de onderneming na het voldoen van de voortzettingstermijn wordt teruggekocht met vrij vermogen. Na het wederom verstrijken van de bezitstermijn vindt er opnieuw een schenking van dezelfde onderneming plaats met toepassing van de BOR. Maatregelen tegen dergelijk oneigenlijk gebruik komen naar verwachting in het Belastingplan 2025.

 

 

Omzetbelasting en accijnzen

Wijziging besluit vaste inrichting btw ten aanzien van relatie hoofdhuis en vaste inrichting*
Met ingang van 1 januari 2024 wijzigt het besluit vaste inrichting btw. Prestaties tussen een tot een btw-fiscale eenheid behorend hoofdhuis of vaste inrichting en een buiten die lidstaat gevestigde vaste inrichting respectievelijk hoofdhuis, zullen dan onderworpen zijn aan btw.

Samenloopregeling btw/overdrachtsbelasting aandelentransacties vastgoedlichamen
De samenloopvrijstelling in de overdrachtsbelasting wordt aangepast om een gelijk speelveld te creëren tussen aandelentransacties en ‘stenen’transacties. Het betreft situaties waarin een vennootschap nieuw ontwikkeld vastgoed houdt en waarbij in plaats van het vastgoed zelf (‘de stenen’), de aandelen worden overgedragen. In voorkomende gevallen is dan én geen btw én geen overdrachtsbelasting verschuldigd. Het voorstel houdt in dat als het vastgoed in de vennootschap voor minder dan 90 procent voor btw-belaste prestaties wordt gebruikt (zoals bij de verhuur van woningen of vastgoed in de onderwijs- of zorgsector), de verkrijging van de aandelen belast is met 4 procent overdrachtsbelasting.

Vervallen 9% tarief op bepaalde agrarische inputgoederen en diensten
Het 9%- tarief op agrarische inputgoederen en diensten komt te vervallen per 1 januari 2025. Dit houdt verband met de zogenoemde landbouwregeling die per 1 januari 2018 is afgeschaft. Landbouwers hebben sindsdien in beginsel een recht op aftrek, zodat het verlaagde tarief op hun aankopen geen doel meer dient. Het wetsvoorstel voorziet niet in een overgangsregeling. Het is aan een volgend kabinet om een beslissing te nemen over eventuele verdere wijzigingen van het verlaagde- en/of nultarief.

Tabaksaccijns op sigaretten en rooktabak per 1 april 2024 aanvullend verhoogd
In het Belastingplan 2023 is voorzien in een verhoging van de tabaksaccijns per 1 april 2023 en per 1 april 2024. Het kabinet stelt voor om de tabaksaccijns op sigaretten en op rooktabak per 1 april 2024 aanvullend te verhogen. Als gevolg van de verhoging bedraagt de gemiddelde verkoopprijs voor een pakje sigaretten van twintig stuks na deze verhoging naar verwachting 10,70 euro. Voor een pakje shag van 50 gram bedraagt de gemiddelde verkoopprijs na deze verhoging naar verwachting 24,14 euro.

Verlaging accijns op brandstof stopt
De eerdere verlaging van de accijns op benzine en andere brandstof is per 1 juli 2023 voor de helft teruggedraaid en de tweede helft volgt per 1 januari 2024. Media geven echter aan dat een meerderheid van de Tweede Kamer zich uitspreekt tegen het afschaffen van de verlaging, omdat zij niet wil dat de accijns op brandstof weer toeneemt.

Verhoging accijns dieselvervangende stookolie
Om budgettaire en milieuredenen is gereageerd op het toenemende stookoliegebruik ter vervanging van diesel door het relatief lage accijnstarief voor stookolie gelijk te trekken met dat van diesel. Verschuldigde heffing over veraccijnsde voorraden wordt bij de verhoging buiten toepassing gelaten.

Wijzigingen in accijnzen bier en wijn
De maatstaf van heffing voor bieraccijns wijzigt van graden Plato naar alcoholgehalte. Het reguliere bieraccijnstarief zal bovendien stijgen van 7,49 euro naar 8,70 euro per hectoliter per volumeprocent, terwijl dit voor de zogeheten kleine brouwerijen stijgt van 6,93 euro naar 8,05 euro. Voor wijn tot 8,5% vol en vanaf 8,5% vol wordt het accijnstarief per hectoliter respectievelijk verhoogd naar 51,41 euro en 102,60 euro.

Herstel reguliere navorderingstermijn Douane
De inspecteur moet de mededeling van een douaneschuld waarbij sprake is van een onjuiste of onvolledige aangifte of het niet, onjuist of onvolledig verstrekken van gegevens, en geen sprake is van opzet, per 1 juli 2024 doen binnen drie jaar nadat de douaneschuld is ontstaan.

 

 

Autobelastingen

Verhogen vaste voet BPM
De vaste voet in de BPM wordt vanaf 2025 verhoogd met 200 euro. Met de extra opbrengst wil het kabinet de toename van emissievrije personenauto’s versnellen door de aanschaf van tweedehands elektrische auto’s te subsidiëren. Verder wordt het variabele deel (schijvenstelsel) in de BPM verhoogd conform het Belastingplan 2022.

Tenaamstelling BPM in andere EU-lidstaat
Een uitspraak van de Hoge Raad wordt in de wet verwerkt door te bepalen dat onder ‘inschrijving’ ook wordt verstaan de inschrijving van een nieuw motorrijtuig in een andere lidstaat van de Europese Unie. Dit is met name van belang voor het bepalen van het toepasselijke tarief als gevolg van tariefwijzigingen in eerdere jaren.

Handelskoerslijsten BPM
Indien een voertuig niet als zodanig in de betreffende koerslijst voorkomt kan op basis van een uitspraak van de Hoge Raad met een individuele waardebepaling (taxatierapport) de afschrijving worden bepaald aan de hand van een vergelijkbaar motorvoertuig in de koerslijst waarvan de eigenschappen en kenmerken het dichtst aansluiten bij het importvoertuig. Deze uitspraak wordt aldus verwerkt in de wet.

Beëindiging bepaalde faciliteiten MRB
Voorgesteld wordt om de volgende faciliteiten af te schaffen: het verlaagde tarief voor LPG, CNG & LNG (per 2026), de teruggaveregeling voor wagens voor geldtransport (per 2026), en het nihiltarief voor OV-autobussen op gas (per 2030).

Versobering bepaalde faciliteiten MRB
Het kabinet stelt voor de mrb-faciliteiten voor kampeerauto’s (per 2026), paardenvervoer (per 2026) en oldtimers (per 2028) te versoberen.

Naheffing buitenlands ingezetenen MRB
Voor niet-ingezetenen is het vaak te lastig het vermoeden van een lange duur van houderschap te weerleggen. Het kabinet stelt daarom voor de naheffingsperiode voor deze groep in te korten naar twaalf maanden.

Abusievelijk onjuist gebruik handelaarskenteken MRB
Met deze maatregel wordt de naheffingsaanslag (en daarvan afgeleide boete) in dit geval gebaseerd op drie in plaats van twaalf maanden.