Op 30 maart jl. is het wetsvoorstel Wet toekomst pensioenen, het belangrijkste onderdeel van het Pensioenakkoord, naar de Tweede Kamer gestuurd. Kern is dat iedere werknemer pensioen gaat opbouwen in een beschikbare premieregeling met een gelijkblijvende leeftijdsonafhankelijke premie ter grootte van (fiscaal) maximaal 30% van de pensioengrondslag. De beoogde datum van inwerkingtreding is 1 januari 2023. Wel geldt er een overgangsregeling waardoor er tot 1 januari 2027 de tijd is om bestaande pensioenregelingen aan het nieuwe wettelijke kader aan te passen.
Enkele kernpunten uit het wetsvoorstel:
De nieuwe (beschikbare) premieregeling
Iedereen een premieregeling. Dat klinkt eenvoudig maar toch is men er in geslaagd het behoorlijk ingewikkeld te maken. Want er is in het wetsvoorstel sprake van 3 soorten premieregelingen:
- De solidaire premieregeling (SPR)
- De flexibele premieregeling (FPR)
- De premie-uitkeringsovereenkomst (PUO)
Ad 1 Solidaire premieregeling (SPR)
Vooral pensioenfondsen zullen voor deze premieregeling kiezen vanwege de solidariteitskenmerken zoals de leeftijdsafhankelijke risicotoedeling en de verplichte solidariteitsreserve. De solidariteitsreserve heeft tot doel er voor te zorgen dat wanneer het tegenzit, de (verwachte) pensioenen minder hard omlaaggaan. Door in goede tijden aan de reserve bij te dragen, kunnen schokken worden opgevangen in mindere tijden.
Ad 2 Flexibele premieregeling (FPR)
De FPR is vergelijkbaar met de premieregelingen zoals die nu door verzekeraars en PPI’s worden uitgevoerd. Daar is nu een nieuw element aan toegevoegd: de risicodelingsreserve. Deze reserve lijkt op de solidariteitsreserve bij de SPR.
Verplicht gestelde bedrijfstakpensioenfondsen zijn verplicht een risicodelingsreserve te hanteren. Dit geldt niet voor verzekeraars en PPI’s die dit naar verwachting ook niet zullen gaan doen.
Ad 3 Premie-uitkeringsovereenkomst (PUO)
In de PUO kan je er voor kiezen om 15 jaar voor pensioendatum het opgebouwde pensioenkapitaal (deels) om te zetten in een gegarandeerde pensioenuitkering.
In de praktijk hebben verzekeraars/PPI’s producten (premieregelingen) die een combinatie zijn van de voorgestelde FPR (excl. risicodelingsreserve) en PEO. En dit kan zo blijven. In dit opzicht zal er dus niet zo veel veranderen bij verzekeraars en PPI’s.
Transitie: implementatieplan
Uiterlijk 1 januari 2027 moeten pensioenregelingen zijn aangepast aan de beoogde nieuwe wetgeving die op 1 januari 2023 moet ingaan. Daartoe moeten pensioenfondsen uiterlijk 1 juli 2025 een implementatieplan klaar hebben. Werkgevers die een pensioenregeling hebben ondergebracht bij een verzekeraar of een PPI moeten uiterlijk op 1 oktober 2026 een implementatieplan gereed hebben dat aan werknemers of werknemersvertegenwoordiging moet worden voorgelegd. Overigens kunnen deze werkgevers dit omzeilen door gebruik te maken van het overgangsrecht (zie hierna).
Onderdeel van het implementatieplan kan een compensatieregeling behelzen teneinde eventuele nadelen van de overstap naar het nieuwe pensioenstelsel (deels) de compenseren. De compensatieregeling duurt maximaal tot 2036 en dient budgetneutraal te zijn. De fiscaal maximale vlakke premie wordt gedurende deze periode tijdelijk met 3 %-punt verhoogd.
Overgangsrecht
Bestaande premieregelingen met een stijgende premiestaffel kunnen voor werknemers, die vóór 1 januari 2027 in dienst zijn getreden, vanaf 1 januari 2027 in stand blijven. Werknemers die vanaf 1 januari 2027 in dienst treden kunnen alleen deelnemen aan premieregeling met een gelijkblijvende leeftijdsonafhankelijke premie. Dit betekent dat je voor bestaande werknemers de regeling niet per se hoeft aan te passen. Ingewikkelde transitieplannen die compensatieregelingen omvatten zijn dan niet nodig.
Bestaande middelloonregelingen kunnen tot 1 januari 2027 in stand blijven. Vanaf 1 januari 2027 zijn er dan 2 mogelijkheden: 1) vanaf 1 januari 2027 gaat voor alle werknemers een premieregelingen gelden met een gelijkblijvende leeftijdsonafhankelijke premie of 2) de regeling wordt voor bestaande werknemers omgezet in premieregeling met een premiestaffel die vanaf 1 januari 2027 mag worden voortgezet. Voor werknemers die vanaf 1 januari 2027 in dienst treden geldt dan de premieregeling met een gelijkblijvende leeftijdsonafhankelijke premie.
Het opgebouwde pensioen in een middelloonregeling bij een pensioenfonds wordt voor iedere deelnemer omgezet in een individueel pensioenkapitaal tenzij het pensioenfondsen betreft die overgaan op de FPR. Deelnemers van die fondsen kunnen kiezen tussen een gegarandeerde of variabele uitkering.
Opgebouwde gegarandeerde aanspraken in een middelloonregeling die zijn ondergebracht bij een verzekeraar kunnen worden gehandhaafd.
Nabestaandenpensioen
Het partner- en wezenpensioen mogen voortaan maximaal respectievelijk 50% en 20% van het pensioengevend salaris bedragen ongeacht de diensttijd.
Ten slotte
Deze pensioenhervorming zal vooral bij pensioenfondsen een enorme operatie worden.
Waarschijnlijk wordt de premieregeling bij pensioenfondsen met de solidariteits- en risicodelingsreserve veel te ingewikkeld.
Voor bestaande premieregelingen die zijn ondergebracht bij verzekeraars/PPI’s hoeft de transitie niet veel problemen op te leveren. Dit geldt des te meer als men de bestaande regeling voor werknemers die vóór 1 januari 2027 in dienst zijn gekomen handhaaft.