Om toezicht en handhaving op het naleven van de verplichting tot betaling van het MRB te intensiveren, worden de volgende maatregelen getroffen:
• In de Wet MRB wordt een woonplaatsvermoeden ingevoerd: een natuurlijk persoon wordt geacht voor de Wet MRB ingezetene van Nederland te zijn als hij is ingeschreven in de GBA of zich had moeten inschrijven in de GBA. De belastingplichtige krijgt de mogelijkheid om aan te tonen dat zijn hoofdverblijf niet in Nederland is, waardoor hij (voor de MRB) ook niet als ingezetene wordt aangemerkt.
• Verder wordt – eveneens met de mogelijkheid van tegenbewijs – een fictie ingevoerd ter zake van de verschuldigdheid van de MRB en de aanvang van de belastingplicht, namelijk de datum waarop de houder zich heeft ingeschreven of had moeten inschrijven in de GBA. Als het niet een natuurlijk persoon maar een onderneming of rechtspersoon betreft, betreft het de datum van inschrijving in het handelsregister van de Kamer van Koophandel. Een vergelijkbare regeling wordt ook voor de BPM ingevoerd.
•Naheffing van MRB wordt mogelijk vanaf de datum van aanvang van de belastingplicht. Daarnaast wordt het mogelijk een verzuimboete op te leggen van ten hoogste € 4.920.