De staatsecretaris van Financiën heeft op vrijdag 21 juni 2013 het wetsvoorstel Wet pensioenaanvullingsregelingen bij de Tweede Kamer ingediend. Het wetsvoorstel geeft invulling aan het voorstel om de versoberde fiscaal gefaciliteerde pensioenopbouw aan te vullen met zogeheten pensioenexcedentregelingen en lijfrente-excedentregelingen (hierna: excedentregelingen). Voor excedentregelingen geldt dat gespaard wordt uit het nettoloon, dat wil zeggen na aftrek van premies sociale verzekeringen en belastingen. Over het opgebouwde vermogen uit de excedentregelingen is geen box 3-heffing verschuldigd. Ook blijven de uitkeringen onbelast voor de inkomstenbelasting in box 1. Het onderhavige wetsvoorstel en het wetsvoorstel Versobering pensioenopbouw zijn op diverse punten niet onomstreden. Dit geldt met name op het punt van de verlaging van de pensioenpremies zoals de Tweede Kamer thans eist, maar welke verlaging formeel een zaak is voor pensioenfondsbesturen en de sociale partners (werkgevers- en werknemersorganisaties).
Pensioenexcedentregelingen
Kort gezegd houdt het wetsvoorstel in dat over het deel van het inkomen tot en met € 100.000 een brutouitkering van 1,75% van het inkomen per dienstjaar fiscaal gefacilieerd kan worden opgebouwd en dat bovendien een netto-aanvulling mogelijk wordt die gelijkwaardig is aan de opbouw van een brutouitkering 0,10% van het inkomen per jaar. Over het deel van het inkomen dat hoger is dan € 100.000, kan op grond van het onderhavige wetsvoorstel een opbouw van een netto-uitkering plaatsvinden die gelijkwaardig is aan de opbouw van een bruto-uitkering van 1,85% van het inkomen. De excedentregelingen hebben geen invloed op inkomensafhankelijke regelingen, omdat gespaard wordt uit het nettoloon.